Gegniffel op de Buorren, gefluister op de Molmawei, gegiechel in Lytsewierum.
Ik vertelde iedereen die me medelijdend aankeek dat er niets aan de hand was, en dat het allemaal goed zou komen met die veldbloemen…
Een zomer lang keken we hoopvol naar een vrij kale vlakte met wat mos en af en toe een eenzaam sprietje. Om de twee maanden stuurde ik bezorgde mails met foto’s naar de leverancier van de zaden. Die was onvermoeid positief en bezwoer me geduld te hebben.
En hoera!, het is nu zover. Iedere ochtend lopen we samen met onze determineerbril op en een kopje koffie in de hand om ons veld heen. De eerste maand was alles geel met biggenkruid, haviksoor en boterbloemen en nu is alles wit van de margrieten, peen en duizendblad en de eerste roze en paarse bloemen beginnen uit te komen.
Jan leert iedere week een nieuwe naam bij en heeft het over de ‘smalle weegbree’ en het ‘zandblauwtje’ alsof het de normaalste zaak van de wereld is… De bijen hebben langzaam in de gaten dat er wat te halen is.
In de wintertuin gaat het ook goed. De druif is niet te stuiten, evenmin als de olijf, die grote bergen bloemetjes en stuifmeel laat vallen en de oleanders die bloeien alsof ze aan een wedstrijd meedoen.
Pff, wat een natuurgekneuter he?
En dat aangevuld met je Bloemrijke Taal, ga er maar een prachtig boekje van maken, een jaar in de Provence is er niets bij! Xx